Dimensies en deelgebieden van de menselijke subjectieve beleving.
Systematiek van psychische 'inhouden' (gewaarwordingen, ondervindingen, belevenissen).
De 'anatomie' van de subjectieve ervaringswereld.
Indeling, onderlinge relaties, rangorde en geneste structuur van psychische 'inhouden'.
Externe toestand, verschijnselen, processen, patronen.
Bron is: Externe empirie. Fysisch domein, 'materie'.
Fenomenen, realia, ('tekens').
Inter-subjectief toegankelijk, overt, 'publiek'.
D.m.v. zintuiglijke waarneming exteroceptie, extraversie.
Momentaan, direct (onmiddellijk, rechtstreeks).
E(e).
Tijd-ruimte coördinaten.!u>
Relatie met fysische tijd en ruimte
(1)  Relatie met ruimte
Ruimtelijke kenmerken.
Relatieve spatiële locatie ten opzichte van het ervarend subject.
Ruimtelijke coördinaten (positie, afstand, oppervlak, volume).
Ruimtelijke afstand: distaal (indirect), vs. proximaal (direct).
(2) Relatie met tijd
Tijd-factor.
Relatieve temporele datering ten opzichte van momentane ervaring.
Tijdcoördinaten (tijdstip, tijdsduur, frequentie, ..).
Tijdrelatie: synchroon (direct), vs. diachroon (indirect).
Functie in het proces.
Relatie met referenten: agens, patiëns, datief.
Zaken buiten het 'zelf'.
Betrokkene(n), referent(en): diverse verschijnselen of objecten
(1)  Betrokkene(n), referent(en): 'ding'
Voorwerp, gebeurtenis.
(D).
(2) Betrokkene(n), referent(en): Plant
Levend organisme.
(V).
(3) Betrokkene(n), referent(en): Dier
Dierlijk leven.
(B).
(4) Betrokkene(n), referent(en): Ander
Persoon.
(A).
Semantisch: type argument in een predicatie.
Causale functie
(1)  Bron c.q. subject van de activiteit
Agens (onderwerp van het gezegde).
Uitvoerder, initiator van het proces, de activiteit.
(sensorisch, motorisch, emotioneel, cognitief).
(2) Bestemming c.q. object van de activiteit
Patiens (lijdend voorwerp).
Degene die of datgene dat de activiteit ondergaat of betreft.
(3) Betrokkene c.q. medium van de activiteit
Datief (meewerkend voorwerp).
Degene die of datgene dat betrokken is of mediërend in de activiteit, slechts
indirect of zijdelings geraakt wordt, bijv. instrumenteel, benadeeld/bevoordeeld, enz..
Relatie tussen subject en object.
Oorsprong van activiteit: 'buitenwereld' (exogeen) versus 'binnenwereld' (endogeen).
Sensorische en perceptuele modaliteit.
Coderingsmedium.
Klasse van qualia.
Exteroceptie, sensoriek, sensorische verwerking.
Extero-sensorisch proces.
(1)  Visueel/ optisch, beeld
Gezichtszin; beeld - zien, kijken.
(V = vis).
(2) Auditief/ acoustisch, geluid
Gehoorzin; geluid - horen, luisteren.
(A = aud).
(3) Olfactorisch/ nosmisch, geur
Reukzin - ruiken.
(O = olf).
(4) Gustatorisch/ gasturaal, smaak
Smaakzin; smaak - proeven.
(G = gus).
Kinestetiek/ sensibiliteit.
Waarneming via lichaamsgevoel.
Er is een scala aan kinestetische submodaliteiten.
(K = kin).
Exogeen lichaamsgevoel.
Relatief meer exteroceptief
(1)  Evenwicht-gevoel
Vestibulaire sensoriek
a. Houding en beweging ten opzichte van de zwaartekracht
(stand, houding, beweging, versnelling, rotatie).
b. Draaïng van het hoofd.
(Kv = K-vt). (K[e,v])
(2)  Tastgevoel (haptisch/ tactiel/ cutaan ..).
Tastzin, waarneming door direct fysisch contact, aanraking
Druk, textuur, vibratie, temperatuur, .. .
(Mechanisch, thermisch, elektromagnetisch, chemisch, ..).
(Kh = K-hp) (K[e,h])
(3)  Erotische en seksuele gevoelens
(Ks = K-sx). (K[e,s])
Intern lichaamsgevoel.
Relatief meer interoceptief
(1)  Activatie-gevoel
Gevoelszin van het activatiesysteem.
Energetisch gevoel.
Mate van alertheid, activatie-graad, (arousal, motivatie)
Ontspanning/passiviteit versus inspanning/actie, preparatoir versus participatoir.
(Kn = K-ar).
(2) 'Inwendige' lichaamsgevoelens
(fysiologisch, visceraal)
Gevoel van inwendige organen, ingewanden (intestines).
Ademhaling, hartslag, bloeddruk, .. .
'Vegetatief' systeem; o.a. via X Nervus vagus.
(Kf = K-fs).
(3) Emotioneel gevoel
'Affectie' (Pathisch, limbisch).
Visceraal, vegetatief systeem; allocortex/ limbisch systeem.
(Bijv. verdriet, woede, angst, ..).
(Kp = K-pa).
(4) Spier- en gewrichtsgevoel
Gevoelszin van het bewegingsapparaat.
Motorisch (musculair, proprioceptisch).
(Bewegen, lopen, praten, ..).
(Km = K-mo).
Beweging, houding, handelen/gedrag, expressie.
(endogeen & extravert).
(M = mot).
(interoceptie, Intero-sensoriek,
sensibiliteit).
Intern-zintuiglijke waarneming m.b.t. externe en interne gegevens.
'Interne' zelfwaarneming.
Gadeslaan, bemerken, van interne mentale processen.
Associëren, 'denken'. ('hoofd').
(herinneren, redeneren, verwachten, ..).
Waarnemingen van, innerlijke toestand, gevoelens, processen, functies.
Bron is: 'Interne empirie'.
D.m.v. intra-psychische gewaarwording; interoceptie, introspectie, 'intuïtie'.
Mentaal/ (intra-)psychisch domein, 'geest'.
Exclusief-subjectieve ervaring; covert, strikt particulier.
E(i).
Incidenteel in contact met het subject.
Bron is: 'buitenwereld' (intersubjectief, exogeen).
Relatief onafhankelijk.
Uitsluitend verbonden aan het subject.
Bron is (direct/ indirect): 'zelf', eigen lichaam.
Bijv. Externe zelfwaarneming (externe zelfreflectie).
Toegankelijkheid voor subjectieve beleving.
Bewustzijnsgraad
(1)  Bewust niveau (supraliminaal)
Gnostisch.
(2) Onbewust niveau (subliminaal). Onderbewust/ Voorbewust
(3) Buitenbewust niveau
Mate van intensiteit van specifieke processen.
Activatieniveau
(1)  Inactief, 'sluimerend'; latent
(2) Actief, in werking; manifest
Mate van controleerbaarheid.
Beheersbaarheid
(1)  Vrijwillig
Willekeurig, gecontroleerd, voluntair.
Opzettelijk, doelbewust, moedwillig, 'met voorbedachten rade'.
(2)  Onvrijwillig
Onwillekeurig, werktuiglijk, involuntair.
(·) 'Automatisch', reflexmatig.
Perifeer, vegetatief en autonoom zenuwstelsel.
(·) Pseudo-automatisch: Geconditioneerde reacties, routinematige patronen. (habituatie).
Affective dan wel cognitief van aard.
Mate van affect
(1)  'Instinctief', lichamelijk/ biologisch
Reflexmatig, 'semi-automatisch' proces.
(2) Associatief, emotioneel, impulsief, 'intuïtief'
'Spontaan', onbevangen, naïef, onbezonnen, ..
(3) Cognitief, 'rationeel', intellectueel
Bedacht, overwogen, berekenend, ..
Overige eigenschappen/ aspecten.
Mate van contact, betrokkenheid, identificatie.
Betrokkenheid op het proces.
(1)  Dissociatief
Met zelf-waarneming 'van buitenaf', d.w.z. als een buitenstaander op denkbeeldige afstand ('camera-positie', '
birds-eye view').
(2) Integraal/ associatief
Met waarneming 'van binnenuit', d.w.z. met ervaring van volledige persoonlijke betrokkenheid. en identificatie.
Linguïstisch.
Relatie met taal.
(1)  Verbaal; 'Digitaal
Woordgebruik, taal.
(V/A d).
(2) Non-verbaal; analoog.
Gedrag/ tekengeving.
Gebaren (gesticulatie), gezichtsuitdrukking (mimiek),
lichaamshouding, keuze van kleding, sieraden, cosmetica (make-up, tattoos, piercings
, ..), gebruiksvoorwerpen, materiële creaties, enz..
(V/A[KOG] a).
(3) Tonaal; paralinguïstisch
Stemgeluid.
(A t).
(Geassocieerde) omstandigheden, omgevingsvoorwaarden, antecedenten, (confounding factors), ..
'(In)bedding', 'nesting, interne en externe 'triggers'.
Modus operandi.
'Ego state', 'subpersoonlijkheid'.
(Bijbehorende, verantwoordelijke) 'persoonlijkheidsdeel', meestal 'onbewust persoonlijkheidsdeel').
Achterliggend doel/ motief ('drive', 'urge').
Het beoogde nut van het proces.
Relatieve prioriteit.
Specifieke strategische functie(s).
Gerelateerde ins and outs, binnen een operationele strategie.
Aannamen onder een verzameling denkbeelden.
Presupposities, premissen, parameters.
Relatief op afstand.
Indirect contact door fysische uitwisseling/ communicatie via ruimtelijk medium.
Relatief nabij.
Direct contact door fysische uitwisseling/ communicatie. met ruimtelijke coïncidentie of overlapping.
Simultaan, symmetrisch proces (direct).
Gelijktijdigheid van gegevensinhoud en verwerkingsproces.
Asymmetrisch proces (indirect).
Ongelijktijdigheid van gegevensinhoud en verwerkingsproces.
Heractivatie (retrieval) van ervaringsgegevens langs de tijdas.
Inhoud uit lange-termijn geheugen (LTM).
Proces met invloed van buitenaf.
Bron/oorzaak: 'buitenwereld'.
Impliceert: Agens = (Ander/ Ding); Patiens = Zelf.
(E x). (A/D -> Z).
Proces met invloed van binnenuit (reciproke werking, terugkoppeling).
Bron/oorzaak: 'binnenwereld' (subjectief, particulier).
Impliceert: Agens = Zelf; Patiens = Zelf.
(E n). (Z -> Z).
Herinnering van exogene ervaring: waarnemingen.
Inhoud uit episodisch geheugen, van eerdere sensorische ervaringsinhoud.
De 'beeld-geluid-geur-smaak-tast film' (incidenteel / reflexief).
Herinnering van endogene ervaring: lichaamsgevoelens.
Inhoud uit episodisch geheugen, van eerdere sensibele ervaringsinhoud.
De 'film' van lichaamsgevoel en emoties (incidenteel / reflexief).
Herinnering van endogene ervaring: mentale constructies.
Inhoud uit semantisch geheugen, van eerdere idiosyncratische, ervaringsinhoud ( structureel, declaratief
).
Een 'film' van ideeën: abstracties, concepten, stereotypen, enz..
Omvat het persoonlijk wereldmodel,
belief system.
- Lichaamsbeeld; Zelfbeeld;
- Mensbeeld; Wereldbeeld; Levensvisie.
Fantaseren, dromen, hallucineren .. .
Combinerend denken, redeneren, calculeren, .. .
Compositie volgens logische syntax.
(Incidenteel volgens logische semantiek).
Vier hoofdklassen van informatie
(1)  (I) Klasse van Fysische ordeningstoestanden, of incidentele patronen
(2) (II) Klasse van typen van ordeningstoestanden, of abstracte patronen
(3) (III) Klasse van Subjectieve informatie.
(4) (IV) Klasse van Bewuste informatie.
|