Methode Taalkundig-Psychologische Taal-Analyse (TPTA) ©:


III. Samenvatting voortgezet onderzoek (1989-1993): Empirisch onderdeel.



Bijlagen



Bijlage I.



Resultaten uitgebreide Cluster-analyse, hoofdpunten:

(1)

Twee hoofdgroepen van variabelen



Het bleek dat 218 kenmerken significante onderlinge samenhang vertoonden:

a. 'Neutrale' of blockings- variabelen: 125.
(·) Kenmerken van de bron (persoon en tekst): 24.
(·) Expliciete of sleutel-kenmerken: 11.
(·) Syntactische hulpkenmerken: 31.
(·) Semantische hulpkenmerken: 55.
(·) Logische hulpkenmerken: 4.

b. 'Scoringskenmerken': 93.
(·) Expliciete of sleutel-kenmerken: 27.
(·) Impliciete 'schendingen', op woord-niveau: 19.
(·) Impliciete 'schendingen', op zins-niveau: 47.

(2)

Zes hoofdcategorieën van kenmerken



Via cluster-analyse werd gezocht naar een optimale categorisatie van de kenmerken.

(·) Aantal variabelen geclusterd (uit 218): 202.
(·) Aantal verkregen clusters van kenmerken: 30.

De verkregen clusters kunnen weer worden ingedeeld in de volgende zes hoofdcategorieën:

1. Kenmerken van onduidelijk taalgebruik: 3 (22 variabelen).
2. Uitspraken over processen m.b.t. het zelf 'op-zichzelf': 9 (58 variabelen).
3. Uitspraken over zelf in relatie tot omgeving: 5 (29 variabelen).
4. Sterke waarde-oordelen: 4 (33 variabelen).
5. Overmatige generalisaties: 6 (31 variabelen).
6. Kenmerken van onaannemelijke beweringen: 6 (29 variabelen).

Conclusies:


1. De beschrijvende en evaluatieve scoringskenmerken in psychologische taalanalyse laten zich per analyse-eenheid (elementaire bewering) indelen naar hun semantische structuur.
2. Hierbij blijkt de richting van het hoofdwerkwoord (predicaat) sterk bepalend voor de voorselectie van toepasbare criteria.
3. Op basis hiervan kan het analyse- en scoringsproces, via uitsluitingsregels, sterk worden vereenvoudigd.

(3)

Dertig clusters van kenmerken



Hoofdgroepen met clusters van variabelen:

1.

Onduidelijkheid:

3 (22).
(·) Passief, nominalisatie, weglating agens, sekse = man: 7.
(·) Gegeneraliseerde / ontbrekende patiens: 5.
(·) Vage term, mogelijkheid (gunstig), weglating datief: 10.

2.

Zelf:

9 (58).
(·) Proces zelf, motorisch: 3.
(·) Proces zelf, cognitief: 7.
(·) Proces zelf, tactiel: 3.
(·) Proces zelf, sensorisch, toestemming: 3.
(·) Proces zelf, evaluatie: 8.
(·) Proces zelf, voorspelling, onmacht, verdriet/angst: 12.
(·) Proces zelf, noodzakelijkheid, geen zelfcontrole: 5.
(·) Proces zelf, emotioneel, boosheid/ niet durven: 10.
(·) Proces zelf, fysiologisch, stress: 7.

3.

Zelf en omgeving: 5 (29).


(·) Extern/ Motorisch proces, algemeen: 5.
(·) Proces zelf naar ander/ding, waarneming/ handeling, 'almacht': 11.
(·) Proces ander/ding naar zelf, interpretatie, personificatie (ding als persoon), overmatige invloed op zelf: 13.
(·) Interactie zelf - ander/ ding, sekse = vrouw: 5.
(·) Proces ander/ ding naar ander/ding, algemeen: 5.

4.

Waarde-oordeel: 4 (33).


(·) Sterk waarde-oordeel, overdrijving; ongeldige afleidingsrelatie, chronologisch: 10.
(·) Totaal-oordeel over persoon: 9.
(·) Evaluatie zelf naar ander: 'gedachten-lezen', voorspelling: 8.
(·) Evaluatie ander naar zelf: gedachten-lezen door ander (projectief door zelf), personalisatie (preoccupatie van omgeving met zelf), afkeuring door anderen: 6.

5.

Generalisatie: 6 (31).


(·) Generalisatie over tijd, polariseren, dogmatisme, rigiditeit, geen controle zelf over omgeving: 10.
(·) Niet mogen/ niet durven: 3.
(·) Niet nodig hebben: 3.
(·) Moeten: 3.
(·) Generalisatie over verleden: 5.
(·) Generalisatie over de toekomst, vaststaande persoonlijkheid: 7.

6.

(On)aannemelijkheid: 6 (29).


(·) Ongeldige afleidingsrelatie, causaal: 4.
(·) Ongeldige afleidingsrelatie, logisch: 3.
(·) Ongeldige afleidingsrelatie, aspecifiek: 3.
(·) Vaststaande toekomst, onwaarheid, hallucinatie: 4.
(·) Irrationaliteit, irrelevantie, negatieve teneur, ongewenste emotie, congruentie (welgemeendheid): 6.
(·) Rationaliteit, relevantie, positieve teneur, gewenste emotie, neutrale emotie, incongruentie, expliciet willen: 9.


Zie verder ..