Medeverantwoordelijkheid van Nederlanders voor tragedie van Srebrenica



[versie 14.0: 10 juli 2019]


11. Samenvatting en Conclusies



De Servische aanvallen en oorlogsmisdaden tegen de 'veilige gebieden' in Bosnië-Herzegovina, waaronder die in 1995 tegen Srebrenica, waren lang tevoren gepland, en pasten naadloos in het patroon van aanhoudende Servische militaire agressie tegen niet-Servische bevolkingsgroepen sinds het begin van de Balkan oorlogen in 1991. Deze aanvallen werden dan ook al jaren tevoren verwacht.
Juist vanwege deze dreiging werd in Nederland in de jaren 1992 en 1993 een brede en redelijk verwoede discussie gevoerd over de vraag of de internationale gemeenschap in Bosnië-Herzegovina moest ingrijpen, om een einde te maken aan de grootste humanitaire verschrikkingen in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog, en vooral: of Nederland daarin een rol zou kunnen, en zou moeten spelen.
(Zie o.m. Cate, A.T., 2007 s.n.. 291 pp., 'Sterven voor Bosnië? Een historische analyse van het interventiedebat in Nederland, 1992-1995', Scientific - Doctoral Thesis, Faculty of Arts, University of Groningen).
Door de Nederlandse regering werd met instemming van het Parlement in 1993 welbewust besloten tot uitzending van blauwhelmen naar één van de 'veilige gebieden' in Bosnië, onder het mandaat van de geldende VN resoluties en als onderdeel van de VN-vredesmacht UNPROFOR. Dit gebeurde met de uitdrukkelijke bedoeling en belofte - direct gericht aan het parlement, maar uiteraard tegelijk aan de belaagde betrokkenen - om de inwoners te gaan beschermen tegen de Servische belegeraars, en indien nodig met geweld te verdedigen. De eerste taak van de VN 'vredesmacht' was volgens dit mandaat om de grenzen van zo'n 'veilig gebied' te bewaken ' by presence'. Minister Ter Beek (Defensie, PvdA) schreef in een brief d.d. aan de Tweede Kamer over het gebruik van geweld dat dit als 'uiterste middel' was toegestaan 'in het geval van zelfverdediging en indien de taakuitvoering van een VN-eenheid met geweld wordt belemmerd.'
(Zie o.m. Mark Kranenburg, '20 jaar na Srebrenica', NRC, 8 juni 2015).
De minister bevestigde dus nog eens aan het parlement dat het, overeenkomstig het mandaat volgens de VN resoluties, geoorloofd was om de eigen posities indien nodig met geweld te verdedigen - dat wil zeggen, zich bij een aanval niet te laten verdrijven maar stand te houden, en daarmee de grenzen van de enclave te handhaven. De Tweede Kamer toonde zich lange tijd zeer kritisch en sceptisch ten aanzien van de haalbaarheid van deze missie, maar de toenmalige bewindslieden bezwoeren dat de militairen door uitgekiende selectie, training en bewapening voldoende voor hun taak zouden worden toegerust.
Het betrof al met al een behoorlijk gedegen normaal, democratisch gelegitimeerd besluit, maar werd later door de militairen in het kader geplaatst van de zgn. 'fuik van besluitvorming' om de abominabele wijze waarop de missie vervolgens werd vorm gegeven, te vergoelijken.
Het idee om deze Nederlandse bijdrage te leveren stuitte al vanaf eind 1992 op verbeten tegenstand bij de top van de landmacht, die volop schermde met het schrikbeeld van de 'lijkenzakken'. Vervolgens hebben verantwoordelijke ministers, ambtenaren van Defensie en militairen oplossingen gezocht om de risico's voor Nederlandse militairen maximaal uit te sluiten. Zij gaven een uiterst minimale invulling aan het VN mandaat voor de 'veilige gebieden'. De missie kreeg de vorm van een zeer zwakke, vooral symbolische militaire aanwezigheid. Hierdoor was het tevoren vrijwel zeker dat Dutchbat bij een Servische aanval over onvoldoende slagkracht zou beschikken om robuust tegenstand te bieden.
De weerbaarheid zou aanzienlijk versterkt worden indien tijdig effectieve luchtsteun door de VN zou worden geboden met vernietigende bombardementen op vijandelijke stellingen en zware wapens. Maar dat was vanaf het begin onzeker. Tevoren werd namelijk ook geregeld dat cruciale posten bij de VN die moesten beslissen of adviseren over de aanvragen voor luchtsteun, bezet werden door Nederlandse militairen die loyaal waren aan de vaderlandse legertop. Deze opereerden vanuit de visie van hun superieuren, en waren daarom uiterst terughoudend in het toestaan van luchtaanvallen.
Terwijl Mladic al jaren openlijk demonstraties gaf van zijn plannen, tactieken en strategieën, leverde Dutchbat vanaf haar installatie, maart 1994, een doorlopende voorstelling van zwakte en suffige 'vredelievendheid' jegens de belegeraars. Die werden niet ontwapend, en konden de druk op de enclave steeds verder opvoeren zodat Dutchbat steeds afhankelijker werd van hun willekeur. Het Servische overwicht was vrijwel totaal geworden, en Mladic moet een aanval als zeer kansrijk hebben beschouwd.

Tijdens de aanval heeft Nederland - zowel Dutchbat als militaire adviseurs en de regering in de Haagse 'bunker' - zich veel te passief en gedienstig opgesteld jegens de Servische agressors.
Prioriteit was dan ook niet het daadwerkelijk beschermen van de burgerbevolking, maar:
(·) Het vermijden van elk risico voor de Nederlanders;
(·) Het vermijden van enige duidelijke, objectieve en op feiten gebaseerde politieke stellingname in de conflicten op de Balkan;
(·) Het geven van een demonstratie van de nieuwe Luchtmobiele Brigade als een 'softe' vredesmacht;
(·) Het mogelijk maken dat Dutchbat in geval van problemen zo snel mogelijk ongedeerd het gebied en haar bewoners kon verlaten.
Daarom was een werkelijke militaire confrontatie met de Serviërs op voorhand uitgesloten. Integendeel, zij kregen uiteindelijk bij hun lang voorziene aanval, begin juli 1995, de vrije hand om hun misdaden te begaan. Nog schokkender is dat zij hierbij zelfs actieve medewerking kregen van Dutchbat soldaten.

Kortom: De beloofde beveiliging van het 'veilige gebied' Srebrenica was steeds een hypocriete farce. De Nederlandse 'vredelievendheid' was uitnodigend, behulpzaam en wellicht een cruciale voorwaarde voor de Servische aanval, de verovering van de enclave en de daarbij gepleegde oorlogsmisdaden.

Verwijtbare handelingen.



In de rechtszaken die tegen de Nederlandse Staat, en Nederlandse verantwoordelijken en betrokkenen zijn aangespannen komen onder meer de volgende punten naar voren:

1.

Het hoofddoel van de missie werd ondergraven door regering, legertop en parlement.


Hoewel regering en parlement het besluit hadden genomen tot uitzending van een VN vredesmacht, bleef de legertop zich steeds uitdrukkelijk en openlijk in woord en daad verzetten tegen het idee dat Nederlandse militairen burgers gingen verdedigen in 'veilige gebieden' van voormalig Joegoslavië. De legerleiders namen niettemin de opdracht aan, al was het maar door op hun post te blijven.
Tegelijk hebben de achtereenvolgende ministers van Defensie onvoldoende toegezien op een adequate uitwerking van de opdracht. De verantwoordelijke ministers gaven zelfs herhaaldelijk te kennen dat zij onvoldoende grip hadden op de militaire tegenwerking. Sterker, zij hebben de legerleiding ondanks haar luidruchtige protestgedrag gehandhaafd.
Bij al het vertoon van tegenstand, onkunde en onvermogen bleven ook de verantwoordelijke politici niettemin in functie.
Ten slotte heeft het parlement nagelaten de uitvoering van de missie voldoende te controleren.

2.

Systematische desinformatie en partijdigheid.


Vanaf het begin, het eerste voorstel tot uitzending, was sprake van opzettelijke en stelselmatige desinformatie van publiek, parlement, rekruten, personeel en uitgezonden militairen over de werkelijke toedracht van het conflict in Bosnië, door verantwoordelijke ministers, ambtenaren van Defensie en legerleiders. Hierdoor waren alle excuses en alibi's paraat om de gegeven opdracht te veronachtzamen met het vooropgezet doel afzijdig te kunnen blijven.
De afzijdigheid werd onder het mom van 'neutraliteit' gemotiveerd door het gelijkschakelen van belegeraars en belegerden. De Servische aanvalsoorlog met behulp van het machtige leger van het voormalig Joegoslavië was gericht tegen burgers en dorpsmilities met lichte wapens, maar werd voorgesteld als een burgeroorlog waarin 'iedereen' evenveel schuld had. Het onmetelijke onrecht op de grond werd 'rechtgetrokken' door begrip te kweken voor de agressors en verdenkingen te voeden over de belaagde Bosnische Moslims. Voorafgaand en tijdens de missie werd cruciale historische en strategische informatie over het gebied, haar inwoners, en de Servische belegeraars genegeerd of geloochend. Tot in het absurde werd geloof gehecht aan, en gevolg gegeven aan, de Servische propaganda.
Hoogwaardige informatie afkomstig van inlichtingendiensten en UNPROFOR troepen van andere landen werd genegeerd of geweigerd.
Deze desinformatie was uiterst onverantwoord en had als te voorzien was desastreuze gevolgen. De gekozen politiek van ' neutraliteit' kwam neer op partijdigheid en steun aan de allerergste oorlogsmisdadigers in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog.

3.

Structurele ondermijning van militaire strijdvaardigheid.


Grove onzorgvuldigheid en nalatigheid werden getoond bij voorbereiding, uitvoering en afhandeling van de missie ter bescherming van de Safe Area Srebrenica door Dutchbat, legertop, Defensie, en regering.
Zwakte en onmacht werden tevoren doelbewust georganiseerd. Het doel of althans voorzienbare resultaat hiervan was een structurele ondermijning van de militaire strijdvaardigheid van Dutchbat, zodat confrontatie en interventie vrijwel onmogelijk werden.
De missie werd welbewust gerealiseerd door de uitzending van een bataljon van de nieuwe Luchtmobiele Brigade, bestaande uit 400 'vredeshandhavers'. Dit Dutchbat was van geringe omvang, licht bewapend, goeddeels onervaren, verkeerd geïnformeerd, slecht getraind, en mentaal niet behoorlijk voorbereid om de opgedragen militaire taken te kunnen uitvoeren. Deze 'vredesmacht' werd uitgezonden naar de gevaarlijkste plek in Europa, om daar ca. 40.000 ingesloten mensen, grotendeels uitgeputte, ondervoede, getraumatiseerde en weerloze burgers, te beschermen tegen de voortdurende belegering, beschietingen en aanvalsdreiging door een overmacht van duizenden zwaarbewapende militairen en paramiliairen waaronder honderden oorlogsmisdadigers met jarenlange oefening in de meest gruwelijke wreedheden en grootschalige oorlogsmisdaden.
Tegen de 'ultra-lichte' uitvoering van de missie was al direct van alle kanten bezwaar gemaakt: onder meer door Tweede Kamerleden, de Nederlandse Vereniging van Officieren, en zelfs de toenmalige bevelhebber van UNPROFOR.
Andere landen zonden naar Bosnië destijds troepen uit van veel strijdvaardiger kaliber, voorzien van robuuste bewapening, waaronder tank-esquadrons.

4.

Er bestond een anti-Moslim houding onder Dutchbatters in Srebrenica.


Gebleken is dat Nederlandse officieren bij de VN niet echt een 'neutrale' houding hadden, maar van meet af aan pro-Servisch en anti-Moslim waren ingesteld.
Gelet op de geringe omvang van het bataljon is naar verhouding veelvuldig melding gemaakt van belediging, misbruik, geweld en ander wangedrag door Dutchbat militairen tegenover de Moslim bevolking, met name vrouwen en kinderen. Voorkomende misdragingen werden kennelijk niet of onvoldoende gecorrigeerd tijdens de missie. Er is daarentegen wel veel moeite gedaan om ze te verdoezelen of te vergoelijken.

5.

Negeren, verwaarlozen en ronduit omkeren van gegeven opdrachten.


In de uitvoering van haar taken negeerde Dutchbat, of ging rechtstreeks in tegen essentiële doelen en richtlijnen zoals die golden: vanuit democratische besluiten van Nederlandse regering en parlement, de geldende VN resoluties, het mandaat, de opgedragen taken en uitdrukkelijke bevelen van (met name niet-Nederlandse) VN commandanten.
Dutchbat veranderde de haar gegeven hoofdtaak feitelijk zelfs in het omgekeerde nl. " de Moslims in 'the pocket' houden". zoals in 1994 verklaard door sergeant Gert Gurgjes van Dutchbat. De Nederlandse blauwhelmen hadden zich het bekende 'provocatiedenken' van de Serviërs, altijd goed om eenzijdige agressie te rechtvaardigen, geheel eigen gemaakt. Het feitelijke hoofddoel van de missie was geworden te voorkomen dat door de belegerde Moslims "incidenten worden uitgelokt". Ten overvloede verduidelijkte Gurgjes, om een wijd verbreid misverstand weg te nemen: "Wij zijn hier niet om de Moslims te helpen, zoals velen denken".
(Sergeant Gert Gurgjes van Dutchbat, in 'De Legerkoerier', 1994).
Dat betekende: de omringende, zwaar bewapende, reeds als geoefende oorlogsmisdadigers bekend staande Servische troepen absurd genoeg 'beschermen' tegen de belegerde, verzwakte en uitgeputte Moslim bewoners van Srebrenica.

6.

Niet de toegezegde humanitaire hulp zeker stellen.


Eén van de hoofdtaken van Dutchbat was het zekerstellen van humanitaire hulp aan de bevolking in de Safe Area Srebrenica. Maar deze taak werd zodanig verzaakt dat deze hulp de bevolking niet of nauwelijks bereikte. De Servische belegeraars konden zonder veel moeite hulpkonvooien voor de bevolking en zelfs de bevoorrading en militaire versterkingen voor Dutchbat tegenhouden, saboteren en plunderen.

7.

Opzettelijke, actieve ondermijning van veiligheid en weerbaarheid.


De beschermingsmogelijkheden van Srebrenica werden opzettelijk door de Nederlanders ondermijnd.

(a)

Ondanks voorkennis geen voorbereiding op aanval.


Het was tevoren bekend dat de Servische belegeraars bestonden uit niets ontziende ervaren oorlogsmisdadigers die al jaren van plan waren om Srebrenica in te lijven bij de - illegaal uitgeroepen en met veel geweld uitgebreide - Bosnisch-Servische republiek 'Srpska'. Ook beschikten de Nederlanders ruimschoots tevoren over informatie dat de Bosnische Serviërs de Safe Area Srebrenica ten slotte in juli 1995 definitief wilden innemen.
Ondanks deze voorkennis hebben de Nederlandse verantwoordelijken geen adequate maatregelen genomen ter voorbereiding, preventie en bescherming waartoe zij volgens hun opdracht verplicht waren. Tot op het allerlaatste moment heeft men nagelaten een plan te maken voor als de Serviërs zouden aanvallen.
Integendeel, na ruim een jaar wilde de Nederlandse regering af van de missie en wilde Dutchbat zo snel mogelijk weg. Het enige 'plan' was om bij de eerste gelegenheid te vertrekken, liefst met stille trom en zonder risico's of problemen voor de Nederlanders.

(b)

Misleiding met gevaar voor duizenden levens.


De Dutchbat leiding heeft de bevolking van de enclave en het plaatselijke Bosnische leger (ABiH) steeds weer uitdrukkelijk verzekerd, voor en tijdens de Servische aanval, dat de VN garant stonden voor de veiligheid en verdediging van de bevolking door militaire afweer en door luchtaanvallen.
Tot op het moment van de genocide werden misleidende beloften van bescherming gedaan, in het volle besef dat de motivatie, voorbereiding, capaciteit en competentie voor die bescherming in werkelijkheid onder de Nederlanders niet of alleen in schijn bestonden.

(c)

Geen tijdige, veilige evacuatie.


Nederlanders en politici hebben ondanks de Servische dreiging weerstand geboden tegen tijdige en veilige evacuatie van de inwoners van Srebrenica, en Dutchbat heeft geen inspanningen gedaan om die te realiseren.

(d)

Handhaving van het wapenembargo.


De Nederlandse politiek bleef het wapenembargo steunen ongeacht talrijke wanhopige protesten en verzoeken van de partij die hierdoor het meest getroffen werd omdat ze al verreweg het zwakst was en het meest bedreigd werd, de Bosnische Moslims.

(e)

Eenzijdige ontwapening.


De zgn. demilitarisering van het belegerde gebied werd door Dutchbat enkel toegepast op de belegerden, c.q. de belaagde partij, die al karig bewapend waren; en in geen enkele mate op de belegeraars, c.q. de aanvallers, die juist royaal van wapentuig voorzien waren van het Bosnisch-Servische leger (VRS). De Moslim milities behielden weliswaar lichte handwapens en er vond enige wapensmokkel plaats, maar dit wapenarsenaal bleef ver achter bij dat van de Serviërs waarvoor geen enkele belemmering werd opgeworpen.

(f)

Weigering om wapens terug te geven.


Vanaf de eerste tekenen van de Servische aanval hebben de bewoners van de Safe Area dringend verzocht om teruggave van de eerder ingenomen wapens voor hun eigen verdediging, maar dit werd steeds weer resoluut door de VN-troepen van de hand gewezen. Dit gebeurde onder het mom dat de VN de verdediging op zich zou nemen, maar een zwaarwegend motief was dat Dutchbat geen last van strijdvaardige Moslims wilde hebben.

(g)

Weerhouden van Bosniërs zich te verdedigen.


Tijdens de aanval drong Dutchbat er bij het ABiH met klem op aan om de strijd te staken en zich terug te trekken, omdat anders ABiH eenheden het risico liepen bij de beloofde luchtaanvallen geraakt te worden. Op grond van die apert misleidende informatie heeft het ABiH haar verzet gestaakt, en massaal haar stellingen verlaten: in afwachting van militaire acties van de VN, die echter uitbleven.

(h)

Niet handhaven van veiligheid en eigen aanwezigheid.


Bij de aanval van de Serviërs, die zes dagen duurde, werd door Dutchbat vrijwel niets gedaan om het 'veilige gebied' Srebrenica in stand te houden, te beschermen of te verdedigen als hen bij herhaling door het VN opperbevel was opgedragen.
De leiding van Dutchbat zag "weinig reden voor een eigen initiatief tot het voeren van een actieve verdediging" (zie NIOD-rapport, p.3143).
Het commando van Dutchbat heeft alleen wat papieren ingevuld voor luchtsteun-verzoeken.
De troepen van Dutchbat hebben ter plaatse verder elke serieuze actie om de Bosnisch-Servische aanval te stoppen achterwege gelaten. Met name heeft Dutchbat nagelaten om te volharden in haar aanwezigheid op de officiële stellingen en observatieposten van de VN, zoals besloten lag haar opdracht, - Deterence by presence - overeenkomstig de geldende resoluties en de bevelen van het VN opperbevel. Zij heeft hierbij in strijd gehandeld met haar mandaat dat het recht inhield, zoals verwoord in resolutie 836 van 4 juni 1993, ".. het afweren van aanvallen op de veilige gebieden' door het treffen van 'alle benodigde maatregelen, inclusief het gebruik van geweld, in antwoord op bombardementen van de veilige gebieden, ongeacht door welke partij, dan wel in antwoord op gewapende invallen in die gebieden of in geval van moedwillige obstructie (...) van de bewegingsvrijheid van Unprofor of van beschermde humanitaire konvooien."
Sterker, Dutchbat heeft doelgericht en systematisch de noodzaak vermeden om over te gaan tot zelfverdediging met de kans van gevecht en gebruik van geweld.
De Nederlanders waren vervuld van minachting en wantrouwen jegens hun beschermelingen, terwijl ze daarentegen grote bewondering koesterden voor de ervaren oorlogsmisdadiger Mladic en zijn zogenaamd 'gedisciplineerde leger' (waaronder allerlei ongeregelde paramilitaire bendes van meest sadistische criminelen en mafiosi). Ze hadden het volste vertrouwen dat de Serviërs bezig waren hen op beleefde en elegante wijze uit de enclave te drijven. Voordeel daarvan was dat zij op die manier soepel op weg naar huis werden geholpen.
Steeds heeft Dutchbat het initiatief volledig aan de Serviërs gelaten, zodat deze de totale regie hadden waaraan de Nederlanders gedwee gehoorzaamden.
Dutchbat ging in alle gevallen snel over tot capitulatie, overgave, terugtocht en vertrek. Bij de eerste nadering van Servische strijders, of na enkele waarschuwingsschoten, werden militaire stellingen, observatieposten en blocking positions steeds zonder serieuze tegenstand opengesteld en opgegeven. Standaard handelwijze was daarbij het uit handen geven van VN materieel, wapens en uitrusting, zulks in strijd met de Conventies van Genève. Daarmee konden de Serviërs vervolgens, verkleed als blauwhelmen, talrijke Moslims naar hun ondergang lokken.
De Servische aanvallers hadden snel door dat zij zolang ze de Nederlanders niet raakten, ongehinderd hun opmars konden voortzetten, die - zoals de Nederlanders goed konden waarnemen - steeds met veel geweld en oorlogsmisdaden jegens de onbeschermde bevolking gepaard ging.
Het vermijdingsgedrag van Dutchbat gebeurde in de regel op bevel of met instemming van de eigen Dutchbat commandanten, maar ging dwars tegen uitdrukkelijk bevel in van hogergeplaatste - niet-Nederlandse - VN commandanten.
De Dutchbat eenheden vertegenwoordigden volgens hun opdracht de internationale gemeenschap, en hun taak was om stelling te nemen voor de internationale rechtsorde, zoals ook de Nederlandse Grondwet voorschrijft (art. 90). Bij het bieden van tegenstand zouden zij ongetwijfeld meer risico hebben gelopen. Maar er was wel een reële kans dat dit de Serviërs had afgebluft, of althans hun opmars had vertraagd, zodat die vrij gemakkelijk door luchtaanvallen of andere militaire bijstand had kunnen worden gestopt. De Nederlandse handelwijze wordt nog steeds als normaal, begrijpelijk en acceptabel voorgesteld. VN troepen van andere landen hebben zich in die tijd daarentegen krachtig verweerd tegen Servische aanvallen.
De zelfgekozen militaire zwakte en pose van 'hulpeloosheid' van Dutchbat was steeds bekend voor de verantwoordelijke ministers, maar werd door hen voortdurend aktief in stand gehouden. Militaire bijstand die tijdens de aanval door buitenlandse mogendheden aan Nederland werd aangeboden, werd door de Nederlandse politici afgeslagen.

(i)

Vrijwillig gijzelaarschap.


Bij de Servische aanval bleek keer op keer dat Dutchbat haar toezeggingen niet nakwam, maar juist de Servische aanvallers vrij baan gaf. Toen Bosnische strijders daarop probeerden om een Dutchbat peloton op haar vlucht te stoppen, reed dit vol gas op de opgeworpen barrière in. In de ogen van de Bosniërs werden zij hiermee door de Nederlanders verraden en aangevallen, en daarom openden zij het vuur waarbij een Nederlandse militair dodelijk werd getroffen.
Dit incident werd door de Nederlanders direct aangemerkt als verraad en agressie van de Bosniërs. Prompt ontstond grote verontwaardiging, zowel bij Dutchbat als bij het thuisfront en publiek in Nederland. Hierna kozen de Nederlanders demonstratief voor volstrekte loyaliteit aan de Servische aanvallers. De eenheden van de observatieposten lieten zich nu zelfs vrijwillig in gijzeling nemen door de aanvallers. Daardoor werd uiteraard het gehele bataljon onmiddellijk chantabel.
Hoewel het verlies van elk mensenleven diep tragisch is, kan de getoonde reactie zacht uitgedrukt niet optimaal heten. Overigens hadden VN troepen van andere landen al vele tientallen dodelijke slachtoffers aan eigen kant te betreuren.

(j)

Interventie tegen doelstellingen en bevelen van de VN in.


De Nederlandse regering heeft met de uitzending van een Nederlands bataljon in VN verband het bevel en beheer (de Command and Control) over deze troepen formeel overgedragen aan de VN, maar zich daar vervolgens niet aan gehouden. Nederlandse bewindslieden, diplomaten en militairen hebben in de loop van de missie in toenemende mate gezorgd dat de informatiestroom naar de VN commandocentra werd gecensureerd. Bovendien heeft de 'Nederlandse lijn' veelvuldig ingebroken in de officiële bevelslijn en feitelijk het bevel overgenomen van de VN, om beslissingen ter land en in de lucht naar eigen hand te zetten. Tijdens de Servische aanval heeft 'Den Haag' direct, of via Nederlanders op strategische VN posities, actief ingegrepen om daadwerkelijke interventie, op de grond of via luchtaanvallen, te voorkomen.
Rond de val van de enclave toonden de bewindslieden wel veel verbale bezorgdheid om de bevolking, maar in daden uitsluitend bekommernis om spoedige terugkeer van de Nederlandse militairen.
Ministers en militairen hebben zelfs, tot op het allerlaatste moment dat er nog een kans was op redding, doelbewust en uitdrukkelijk de VN top, wereldleiders, andere regeringen en de internationale gemeenschap een absurd rooskleurige en dus foute en misleidende voorstelling van zaken voorgespiegeld van de toestand in Srebrenica, wat de laatste redding onmogelijk heeft gemaakt.

(k)

Tegenhouden of stoppen van enigszins tijdige en beduidende luchtaanvallen.


Bij de aanval van de Serviërs werd luchtsteun van de NAVO, die nodig was en afdoende zou zijn geweest om de Servische strijdmacht uit te schakelen en de aanval te stoppen, door de VN steeds weer vertraagd, tegengehouden of gestopt. In de meeste en meest cruciale gevallen werd dit gedaan door Nederlandse officieren bij de VN, terwijl de laatste kans, die nog de redding had kunnen betekenen van duizenden mensen, werd geblokkeerd door de Nederlandse regering (m.n. minister Voorhoeve). Tijdens de zes dagen van de Servische aanval waren er 9 formele aanvragen om luchtsteun, waarvan er minstens 6 door Nederlanders zelf - vanuit Dutchbat, UNPROFOR commando en Nederlandse regering - werden tegengehouden of afgeblazen.
De voorgegeven reden was dat de dertig vrijwillig gegijzelde Dutchbatters gevaar zouden kunnen lopen, hoewel zo'n dreiging door Dutchbat zelf niet werd aangenomen, en de berichten over die dreiging niet bewezen zijn en onwaarschijnlijk. Het overheersende motief was dat de Nederlanders zo snel mogelijk naar huis wilden, met name omdat het 'thuisfront' in veel gevallen de vakanties al had geboekt (sic!). Langer behoud van de Safe Area zou een snel vertrek enkel maar in de weg staan.
De VN heeft uitdrukkelijk bevestigd dat tijdens de aanval op het 'veilige gebied' zelfs bij de meest terughoudende uitleg van het mandaat aan alle voorwaarden voor de inzet van luchtsteun was voldaan. Achteraf houdt Nederland vol dat Dutchbat 'in de steek is gelaten' door de VN.
Doordat Dutchbat geen weerstand bood en de luchtaanvallen op alle cruciale momenten niet werden doorgezet, maakten de Nederlanders aan de Serviërs duidelijk dat zij de enclave volledig konden innemen.

(l)

De 'tweede fuik'.


Er was dus een lange reeks keuzes en acties die gemaakt zijn onder verantwoordelijkheid van Nederlandse politici en militairen: handhaving wapenembargo, eenzijdige ontwapening, weigering de wapens terug te geven, loze toezeggingen van veiligheid en afdoende verdediging, snel verlaten van stellingen en observatieposten, overdragen van wapens en uitrustingen aan de aanvallers, ontraden om de strijd voor te zetten, en weigering, uitstel of afblazen van de beloofde 'reddende' luchtaanvallen. Het directe gevolg van de bovengenoemde acties was structurele ondermijning van weerbaarheid en verdedigingsmogelijkheden van het Bosnisch regeringsleger (ABiH).
Doordat het Bosnische leger door Dutchbat feitelijk krachteloos was gemaakt, werden de Bosnische burgers en strijders in de enclave voor hun veiligheid volledig afhankelijk van de VN. Die veiligheid was door de VN, met name bij monde van Dutchbat, tot het laatst aan toe steeds toegezegd en verzekerd.
Doordat de VN desondanks nalieten de bevolking ook maar enigszins te beschermen, was die hulpeloos aan de aanvallers overgeleverd.
De standaard procedure van Mladic was in die jaren, zoals iedereen kon weten, meedogenloze 'etnische zuivering', door alle strijdbare mannen van de overwonnen partij af te slachten, vrouwen naar willekeur te verkrachten, en resterende overlevenden met grof geweld te verjagen. De Bosnische Moslims wisten terdege wat henzelf, hun vrouwen en kinderen in dat geval te wachten stond. Omdat duidelijk werd dat de Nederlanders ook niets gingen doen om Bosnische mannen voor massale afslachting te behoeden, probeerden enkele duizenden van hen te vluchten via de heuvels en bossen. Daar werden zij door Servische eenheden - vele verkleed als Dutchbat soldaten - onthaald op mitrailleurvuur en granaten.
Het misleidende optreden van de Nederlanders vormde dus een fuik voor hun beschermelingen, en die was veel rampzaliger dan de zogenaamde fuik waarin de Nederlandse politici en legerleiders hun Dutchbat militairen hadden gebracht.
Hoewel duizenden Bosnische mannen als indirect gevolg van de ontrouw en wanprestatie van Dutchbat zijn afgeslacht, verkondigen de Dutchbatters achteraf verongelijkt dat zij door de Bosniërs 'in de steek zijn gelaten' omdat die, ongewapend, onbeschermd en ten dode opgeschreven, uiteindelijk probeerden te vluchten (waarbij ze alsnog bij duizenden zijn afgeslacht). Het kan haast niet absurder en cynischer.

(m)

Geen actie om massale oorlogsmisdaden te stoppen of te voorkomen.


Nadat de Safe Area op 11 juli 1995 was gevallen, hebben de VN, vertegenwoordigd door Dutchbat, nagelaten de weerloze burgerbevolking te beschermen tegen de Servische troepen.
Een aanzienlijke mate van 'tolerantie' voor terreur werd betoond, bij de uitvoering van - redelijkerwijs voorzienbare, jaren tevoren aangekondigde en veelvuldig eerder gepleegde - wreedheden en massale moordpartijen door de vijandelijke troepen, of althans de duidelijke voorbereiding daartoe. Dit gebeurde niet alleen door misplaatste passiviteit, maar ook door actieve medewerking, en misschien zelfs regelrechte medeplichtigheid. Dit betekende onder meer het schenden van aangegane verplichtingen om genocide te voorkomen (overeenkomstig verdragen van de Genocide Conventie).
Concrete handelingen of nalatigheden die hierbij getoond werden waren onder meer:
(·) Het actief uitleveren van Bosnische burgers en strijders die in de compound van Dutchbat bescherming hadden gezocht.
(·) Het actief uitleveren van 239 man eigen Bosnisch personeel (waarvan geen overlevenden bekend zijn).
(·) Actief meewerken aan het gedwongen scheiden van - ca. 1700 - mannen van hun vrouwen en kinderen, voor executie respectievelijk deportatie.
(·) Geen of geringe inspanningen doen ter voorkoming van deportatie.
(·) Geen of veel te weinig medische hulp bieden aan vele Bosnische gewonden, met als reden dat alle middelen voor eigen mensen bestemd waren.
(·) Niet ingrijpen bij talloze waargenomen gevallen van gruwelijke mishandeling, marteling, verminking en moord.
(·) Geen of geringe inspanningen doen om te voorkomen dat honderden vrouwen werden verkracht, mishandeld en vermoord.
(·) Uitleveren van aanwezige mannen, geen of geringe inspanningen doen om mannen te redden, of te voorkomen dat zij afgevoerd werden.
Instemmen met verzekeringen van de Serviërs dat de mannen werden afgevoerd om te worden 'verhoord', wat evident onzinnig en gelogen was omdat tegelijk al zichtbaar was dat hun identiteitspapieren werden verbrand, en op vele plaatsen willekeurige wreedheden en moordpartijen plaatsvonden.
(·) Niet voorkomen werd dat duizenden mannen en jongens vervolgens op bijna industriële wijze werden mishandeld, gemarteld en geëxecuteerd ondanks het feit dat er overweldigend veel aanwijzingen waren dat dit zeer waarschijnlijk zou gebeuren.

(n)

Geen alarm slaan of hulp inroepen van andere landen en hulpdiensten.


De Nederlanders die op de hoogte waren van de gruwelijke gebeurtenissen en de verontrustende voortekenen van rampspoed - Dutchbat commandanten, militairen en officieren bij de VN, legerleiders, ambtenaren en bewindslieden in Nederand - hebben nagelaten om groot alarm te slaan in de richting van de VN, de NAVO, de EU of de internationale gemeenschap: niet om robuuste militaire bijstand te verkrijgen, maar ook niet, wat nog veel kwalijker is, humanitaire organisaties en internationale hulpdiensten te mobiliseren om op zijn minst grootschalige humanitaire hulpverlening op gang te brengen.
Omdat de meeste executies en massaslachtingen in de dagen ná de val van de Safe Area plaats vonden en nog weken daarna, hadden mogelijk nog veel vluchtelingen kunnen worden gered.

(o)

Geen melding maken van waargenomen oorlogsmisdaden.


Ondanks het feit dat de Nederlandse troepen getuige waren van oorlogsmisdaden, hebben de commandanten en legerleiders zelfs het absolute minimum van inspanning nagelaten om deze tenminste zo snel mogelijk naar waarheid te melden en te rapporteren, Integendeel, ze hebben deze feiten zo lang mogelijk verzwegen, ontkend, gebagatelliseerd en vergoelijkt.

(p)

Vooral bezig met eigen belangen.


De Nederlanders die betrokken waren bij de missie naar Srebrenica waren veelal voornamelijk bezig met eigen belangen, en stelden nauwelijks enige interesse in de lotgevallen van hun beschermelingen.
Door elk risico voor zichzelf te vermijden werd Dutchbat volledig afhankelijk van de machtigste partij, en daardoor tot in extreme mate dienstbaar aan de Servische aanvallers.
Bij het oneervolle vertrek uit Srebrenica nam commandant Karremans nog blij als een kind cadeautjes in ontvangst van Mladic.
Na de vlucht gaf Dutchbat zich over aan feesten, zuipen en brallen, terwijl de massaslachtingen volop aan de gang waren, die zij hadden moeten tegengaan.

Een even helder als onthutsend beeld van de totale absurditeit van de uitgangspunten en beslissingen van Dutchbat kwam naar voren in de verklaringen van majoor Robert Franken van Dutchbat voor het VN-tribunaal in de rechtzaak tegen Radislav Krstic, zoals ter zitting samengevat door de rechter en door Franken ten overvloede bevestigd:
"[...] concerning the evacuation [of the Srebrenica 'safe area' - FT]. You heard Colonel Karremans saying that, [..] that the UN had agreed that this evacuation would be undertaken by the Serb forces.
[..] it was you who was saying that .., considering the history of the Serb side, not directly in the area of Srebrenica, but on the whole, 'I expected the Serb forces to start killing civilians indiscriminately'. In other words, it would be delivering this Srebrenica people to their butchers. If I put your statement with the decision to let the Serbs evacuate them.
[..] And then what did you call 'evacuation'? Does it mean that all the people of Srebrenica were meant to leave, to be taken away? [..] So it was a planned deportation? [..] But UN-authorized? [..] And which was given .., to be performed by the Serbs?
[..] .. you also spoke about the de-militarization, and the de-militarization allowed in fact to take away all the weapons of the civilians of Srebrenica, of the enclave, but not of the Serbs surrounding the enclave? [..] The Serbs surrounding the enclave were heavily armed?
[..] And it was supposed to be a *deterrent* to any future, eh, let's say, war between them? [..] So by de-militarizing one party completely and leaving another party stronger and stronger, this is a deterrent? [..] And then we speak of your mission: Your mission also was unable to protect them?
[..] So they are disarmed completely with your mission unable to protect them, with the Serbs highly militarized, and according to your statement, which I will not repeat, they would kill civilians? [..]
(Getuigenverklaring van majoor Franken van Dutchbat van 4 april 2000, behandeld in de zaak Radislav Krstic voor het VN-tribunaal. Transcriptie door Frank Tiggelaar).

Kortom: Dutchbat heeft de hoofdtaak van de missie, de bescherming van het 'veilige gebied' Srebrenica, veronachtzaamd. Dit ongeacht de waargenomen grove schendingen van de integriteit - grenzen, infrastructuur, bebouwing, en inwoners - van het 'veilige gebied'. En ondanks het feit dat tot het laatst toezeggingen werden gedaan om de bevolking te beschermen.

Dit alles met fatale gevolgen voor tenminste 8.000 Moslims van Srebrenica.

8.

Obstructie.


Na de tragedie van Srebrenica werden opsporing, waarheidsvinding en rechtsgang jarenlang belemmerd en getraineerd door ministers, parlementariërs, militairen en ambtenaren. Daarbij zijn talloze onwaarheden en drogredenen verkondigd, en werd een grote hoeveelheid bewijsmateriaal, zoals foto- en filmopnamen maar ook documentatie en archiefdelen vernietigd.
De ware toedracht wordt nog steeds verdoezeld met doorzichtige uitvluchten. Achteraf beroepen de Nederlanders zich op onwetendheid, onkunde, en onmacht, die weer worden geweten aan onhandigheid, 'knulligheid' en 'oenigheid', aan misverstanden, onvoorziene ontwikkelingen en ongelukkige voorvallen, maar ook aan onverbiddelijke natuurwet-achtige mechanismen en onvermijdelijke gebeurtenissen zoals 'fog of war', of anders wel de schuld van anderen: de 'moralistische media', onwil van de VN, 'verraad' van de Bosnische Moslims. Alles toevalligerwijs precies sprekend in eigen voordeel. De verantwoordelijke politici. ambtenaren en militairen worden in deze verwrongen perceptie gesteund door de Nederlandse media die tegenwoordig steevast melden dat Dutchbat 'niet in staat was' om de tragedie in Srebrenica te voorkomen: een formulering waarin van objectiviteit geen sprake is.

De beschikbare gegevens laten een heel ander beeld zien. De gevolgde handelwijze was volledig in overeenstemming met ruimschoots tevoren aangekondigd en meermalen publiek uitgevent beleid van non-interventie. Deze opzet was al jaren tevoren lang en breed bekend, en alle onderzoeken en rapporten naar de oorzaken van het wanpresteren van Dutchbat waren op dat punt dan ook volstrekt overbodig. De enige informatie die deze hebben opgeleverd is de bevestiging dat de agenda van non-interventie vervolgens op het slagveld heel keurig, doelgericht en consequent is uitgevoerd.
Helaas bestaat in Nederland tot dusver een groteske collectieve blinde vlek, zo niet massaal gekoesterd taboe, met betrekking tot de logisch volstrekt onontkoombare conclusie dat de primaire oorzaak van het zogenaamde 'onvermogen' van Dutchbat om de door Nederland gedane verplichtingen en toezeggingen na te komen, volledig besloten lag in vooraf doelbewust gekozen en grondig georganiseerde afzijdigheid.


Eisen:


1. Er moet volledige openbaarheid komen van alle informatie over bemoeienissen van het Westen, de EU, de VN, de NAVO, maar met name van Nederland met Srebrenica. Alle resterende onduidelijkheden dienen te worden verhelderd.
2. Er dient hard meegewerkt te worden aan opsporing dan wel identificatie van alle vermisten (onder meer van Srebrenica).
3. Er moet recht worden gedaan aan de slachtoffers, en aan de geschonden nationale en internationale rechtsorde.
Fouten of misdragingen van VN-ers (bijv. van Dutchbat) dienen hetzij terdege weerlegd, hetzij erkend te worden. Verantwoordelijken in politiek en leger dienen overeenkomstig vervolgd te worden.
4. De overlevenden dienen ruimschoots genoegdoening te krijgen voor hun verliezen, en gesteund te worden bij het weer opbouwen van hun leven en herstel van hun waardigheid.
5. Tevens dient er eindelijk ruimhartig officiële excuses te worden aangeboden aan de overlevenden.

C.P. van der Velde,
2000-07-11; samenvatting, versie 2015-04-02.



Appendices



Appendix x0. Patronen in de Servische agressie



Appendix x1. De geldende VN-resoluties



Appendix x2. De VN-resoluties m.b.t veilige gebieden, vredeshandhaving en vredesafdwinging



Appendix x3. Drogredenen/ Struisvogel uitvluchten



Appendix 1. Weerstand van legertop tegen bescherming van Bosniërs



Appendix 2. Ondermijnen van de opdracht door desinformatie.



Appendix 3. Meldingen van wangedrag



Appendix 4. De commandostructuur van UNPROFOR



Appendix 5. Opgeven en overgeven van VN posten


De aanval van het Bosnisch-Servische leger op de Safe Area Srebrenica.

Appendix 6. Weigeren of afbreken van luchtsteun



Appendix 7. Waarnemingen van oorlogsmisdaden



Appendix 8. De doofpot



Appendix 9. Rationalisaties achteraf



Appendix 10. Rusland - Servië.

/


Appendix 11. Nederland - Rusland: de Oranjes



Appendix 12. Nederland - Rusland: de Oranjes - Shell



Appendix 13. Nederland - Rusland: Koningin Beatrix - de Hermitage



Appendix 14. Nederland - Servië: Prins Bernhard jr.



Appendix 15. Nederland - Rusland: Prins Bernhard sr. - de Volkskrant.



Appendix x. Bronnen / literatuur.



A.D. Bakker etal. (Commissie Bakker), Vertrekpunt Den Haag: Rapport van de Tijdelijke Commissie 'Besluitvorming Uitzendingen', 04-09-2000.
A.D. Bakker etal. (Parlementaire Enquêtecommissie Srebrenica), 'Missie zonder vrede, Eindrapport', 27-01-2003.
J.C.H. Blom, P. Romijn (ed.s) et al., 'Srebrenica, een 'veilig' gebied ..', 10-04-2002 ('NIOD-rapport').
Aart Brouwer, 'Welterusten', De Groene Amsterdammer, 9 augustus 1995.
M.R. Gerritsen en A. Hagedorn (Van Diepen Van der Kroef Advocaten), 'Dagvaarding voor de Rechtbank 's-Gravenhage, .. ' (t.b.v. Stichting Mothers of Srebrenica, versus 1. de Staat der Nederlanden en 2. de Verenigde Naties), 04-06-2007.
International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY), Prosecution (Joegoslavië-Tribunaal), in de aanklacht tegen Radislav Krstic, vonnis in eerste aanleg, 02-08-2002; vonnis in hoger beroep, 19-04-2004.
Th.J.P. Karremans, 'Srebenica. Who Cares? Een puzzel van de werkelijkheid', 1998.
Mark Kranenburg, '20 jaar na Srebrenica', NRC, 8 juni 2015).
F. Loncle, R. Andre, F. Lamy (Assemblée Nationale de France) ' Rapport d'information commune sur les événements de Srebrenica', 22-11-2001. ('rapport Franse Parlement').
B. Rijs en F. Westerman, Srebrenica, Het Zwartste Scenario, 1997.
D. Rohde, Endgame: The Betrayal And Fall Of Srebrenica, Europe's Worst Massacre Since World War II, 1998.
C. Sudetic, 'Blood and Vengeance. One Family's Story of the War in Bosnia', 1998.
United Nations, 'Report of the Secretary-General pursuant to General Assembly resolution 53/35. The fall of Srebrenica', 15-11-1999. ('VN rapport').

[*PSF-BGN.]